Afasie: mogelijke bijkomende problemen

Het komt maar zelden voor dat iemand alleen afasie heeft. Vaak zijn ook andere gebieden getroffen. In de gebieden die dicht bij de taalgebieden liggen, kunnen ook hersencellen verloren zijn gegaan. Het hangt van de functies van zo’n gebied af welke andere problemen er naast afasie ontstaan. Over bijkomende problemen heerst vaak nog veel onwetendheid en ook onbegrip bij de familie maar ook hulpverleners.We noemen een aantal veel voor komende problemen.

Problemen door een verlamming.

De controle over de spieren aan een zijde van het lichaam kan aangetast zijn. Hierdoor werken de spieren niet meer samen. Er ontstaat een halfzijdige verlamming. De medische term hiervoor is hemiplegie (hemi = helft,  plegie = verlamming). Bij een letsel in de linker hersenhelft, kan een verlamming optreden in de rechter lichaamshelft, en andersom. Bij mensen met afasie gaat het meestal om de rechterkant van het lichaam. Door een hersenletsel kan soms ook de blaas moeilijker functioneren.

Problemen bij het handelen.

Het kan zijn dat iemand een handeling , die hij wel nog automatisch kan uitvoeren, niet meer bewust kan doen. Dit probleem noemt men apraxie (a=niet, praxie=handelen), dus het niet meer weten hoe te handelen. Iemand met een apraxie weet bijvoorbeeld niet hoe hij moet blazen als hem dat wordt gevraagd, terwijl hij wel automatisch wel een brandende lucifer uitblaast als hij die zelf vasthoudt. Een apraxie kan ook problemen geven bij het plannen van de juiste volgorde van bepaalde handelingen. In onze hersenen liggen vaste schema’s opgeslagen over allerlei complexe handelingen zoals eten, scheren aan- en uitkleden, autorijden etc. Bij het uitvoeren van dergelijke handelingen maken we gebruik van deze onderliggende schema’s, en hoeven we over de handeling niet meer na te denken. Bij iemand met apraxie lukt het niet meer gebruik te maken van deze schema’s. Iemand kan dan proberen eerst zijn schoenen aan te trekken en daarna pas zijn sokken. Soms helpt het als u structuur in de handeling aanbrengt bijvoorbeeld door de kleding in de juiste volgorde van aantrekken klaar te leggen.

Problemen met het zien.

De helft van het gezichtsveld kan uitvallen. Aan één kant van elk oog kan men niet waarnemen. Dit heet in medische termen een hemianopsie (hemi = helft, a = niet, opsie = zien), dus halfzijdig niet meer kunnen zien. Iemand met een hemianopsie ziet bijvoorbeeld maar de helft van de tafel waaraan hij zit. Meestal ziet men de kant van de goede lichaamshelft, maar de kant van de verlamde helft niet.

 

Problemen met herkennen.

De ogen, de oren, de reuk en het gevoel van iemand kunnen prima in orde zijn, maar toch kan het gebeuren dat hij een voorwerp niet herkent als hij het ofwel ziet, hoort ruikt of voelt. Dit probleem noemt men agnosie (a=niet, gnosie = kennen), dus niet meer herkennen. Een voorbeeld van een agnosie is letter-agnosie. Iemand herkent dan de letters niet meer. “Het lijkt wel Chinees”.

Problemen met eten, drinken en slikken.

Verlammingen, ongevoeligheid of juist overgevoeligheid van de kauw- en slikspieren bemoeilijken het eten.  Dit noemt men dysfagie (dys = niet goed, fagie = slikken). Hierdoor kan iemand last hebben van verslikken. Door verlamming en gevoelsverlies van een gedeelte van de wang kan er ongemerkt speeksel uit de mondhoek lopen. Een logopedist kan helpen bij slikproblemen.

 

Problemen met het uitspreken van woorden.

De spieren die nodig zijn om duidelijk te praten kunnen verlamd zijn.De klanken worden hierdoor vervormd. Men noemt dit dysartrie (dys = niet goed, artrie = uitspreken). We spreken van dysartrie als er een probleem is met het uitspreken van klanken, woorden en zinnen. Vaak wordt dit probleem verward met afasie. Afasie geeft problemen met wat men zegt, schrijft, hoort of leest: dysartrie alleen met de uitspraak van woorden.

Problemen met rekenen

Rekenen is mogelijk doordat we daarbij innerlijk taal gebruiken, denkt u maar eens aan de vroegere denk- of redeneersommen. Rekenen kan na een beroerte moeilijker gaan. Men noemt dit dyscalculie(dys = niet goed, calculie = rekenen). Dit kan men merken bij het omgaan met geld. Met kleingeld betalen is dan vaak niet makkelijk.

Problemen met onthouden en nadenken

Het kan moeilijk zijn om allerlei informatie te onthouden. Bij het onthouden speelt taal een grote rol. Door de taalproblemen lijkt het geheugen minder goed te werken. Iemand kan moeilijker de gedachten bij een bepaald onderwerp houden of een gesprek blijven volgen. Het concentratievermogen kan minder zijn. Gedachten ordenen, even de zaken “op een rijtje zetten” heeft veel met taal te maken. Iemand met afasie heeft meer tijd nodig om indrukken te verwerken en om ergens over na te denken.

Anders reageren

Na een beroerte kan iemand anders op dingen reageren dan voorheen. Het is moeilijker om het uiten van emoties te controleren. Zo kan het zijn dat iemand vaker lacht en huilt. Het kan ook meer moeite kosten om het lachen of huilen te stoppen.