In het voorjaar van 2020 werd de wereld voor het eerst geconfronteerd met COVID-19. Sommige mensen werden zo ziek dat ze moesten worden opgenomen in een ziekenhuis, soms zelfs op de intensive care (IC). Tijdens deze periode zagen artsen bij deze ernstig zieke mensen tekenen die deden denken aan hersenschade. Omdat er toen nog weinig bekend was over COVID-19, hebben de onderzoekers in de zomer van 2020 een groot onderzoek opgezet. De Hersenstichting maakte dit onderzoek naar neurologische neuropsychologische gevolgen COVID-19 infectie mogelijk.
Onderzoekers wilden onderzoeken of COVID-19 inderdaad hersenschade kan veroorzaken bij mensen die werden opgenomen in het ziekenhuis of op de IC, en wat de gevolgen op langere termijn zijn voor zowel de patiënten als hun familie. Ook wilden ze kijken wat de neurologische en neuropsychologische gevolgen zijn van een COVID-19 infectie
Voor dit onderzoek hebben de onderzoekers 101 IC-patiënten vergeleken met 104 mensen die in dezelfde periode (voorjaar 2020) met COVID-19 in het ziekenhuis lagen, maar op een algemene afdeling. Ze hebben de eerste metingen gemiddeld 10 maanden na hun ontslag uit het ziekenhuis gedaan, en een half jaar later nog een keer herhaald.
Onderzoekers: Simona Klinkhammer, Janneke Horn, Annelien Duits, Anne Visser-Meily, Esmée Verwijk, Arjen Slooter & Caroline van Heugten
Resultaten van het onderzoek neurologische en neuropsychologische gevolgen van een COVID-19 infectie
Hersenschade op de MRI
Alle deelnemers van het onderzoek hebben een MRI-scan van hun hersenen gekregen. Bij de patiënten die op de IC lagen, zagen de onderzoekers vaker en meer hele kleine bloedingen (microbloedingen) in de hersenen dan bij de mensen die op een algemene ziekenhuisafdeling lagen. Verder vonden de onderzoekers geen andere verschillen tussen de twee groepen. In beide groepen was er soms een deelnemer met een hersenbloeding, een beroerte, of krimp van het hersenweefsel. Dit kwam echter niet vaker voor dan in de algemene bevolking. Ook weten de onderzoekers niet zeker of deze afwijkingen al bestonden vóór de COVID-19-infectie.
Tijdens de tweede en derde golf van COVID-19 kregen IC-patiënten medicijnen om hun afweer te onderdrukken. De onderzoekers hebben de MRI-scans van een kleine groep van 28 mensen, die deze medicijnen hadden gekregen, vergeleken met hun eerdere groep. Bij deze kleine groep zagen ze minder microbloedingen in de hersenen. Verder waren er geen verschillen. De onderzoekers weten echter niet zeker of dit door de medicijnen komt, omdat er ook andere dingen veranderd waren. Zo hadden minder patiënten beademing nodig en was het virus zelf minder sterk geworden.
Stoornissen in denkfuncties
Als er schade aan de hersenen is, kunnen onze denkfuncties, zoals het verwerken van informatie, concentreren, of onthouden, verstoord raken. Bij de deelnemers van het onderzoek zagen de onderzoekers geen verschillen in denkfuncties tussen de twee groepen (IC-patiënten en mensen van de algemene afdeling). Dit betekent dat de microbloedingen die ze eerder vonden in de hersenen, geen invloed hadden op hoe goed mensen konden denken. In totaal had 12% van de deelnemers wel last van denkproblemen, wat hoger is dan de 5% in de algemene bevolking. Vooral de snelheid van informatieverwerking en herinneren van informatie waren verstoord. De onderzoekers raden daarom aan om mensen bij wie de denkfunctie mogelijk verstoord zijn, te screenen op deze problemen. Zo kan worden bekeken of er verdere diagnostiek nodig is.
Ervaren klachten op de langere termijn
De onderzoekers vroegen aan hun deelnemers welke klachten ze bijna een jaar en anderhalf jaar na hun ziekenhuisopname nog hadden. Meer dan de helft gaf aan moe te zijn en last te hebben van denkproblemen, zoals moeite met concentreren. Vermoeidheid kwam vaker voor bij jongere mensen en bij degenen met andere klachten zoals somberheid. Een op de zes deelnemers had emotionele problemen, zoals angst, somberheid, of posttraumatische stress. Dit is mogelijk het gevolg van de barre omstandigheden tijdens de ziekenhuisopname, zoals de onzekerheid over de nieuwe ziekte en het niet mogen ontvangen van bezoek. Deze klachten bleven vaak bestaan en verbeterden nauwelijks in de loop van de tijd. Bij sommige mensen kwamen de klachten pas later naar voren. Mensen die na anderhalf jaar nog klachten hadden, ervaren meer last bij het oplossen van problemen, minder steun van anderen, en waren minder tevreden met hun kwaliteit van leven.
Ervaren gevolgen bij familieleden
De onderzoekers vroegen ook aan familieleden van de deelnemers of zij vragenlijsten wilden invullen over hun eigen ervaringen, ongeveer een jaar en anderhalf jaar na de ziekenhuisopname. In totaal deden 71 naasten van IC patiënten mee en 53 naasten van mensen die op een algemene ziekenhuisafdeling lagen. Naasten van IC-patiënten bleken angstiger te zijn en meer emoties rondom de zorg voor hun naaste (zorglast) te ervaren. Over het algemeen werd de angst na verloop van tijd minder, maar nam de zorglast juist toe. Een op de zes naasten had last van emotionele problemen en een kwart van hen voelde een hoge zorglast. Deze problemen kwamen vaker voor wanneer de patiënt denkproblemen had en bij naasten die zelf moeite hadden met problemen oplossen.
Concluderend
Het onderzoek laat zien dat mensen die in de eerste COVID-golf ernstig ziek waren en op de IC lagen, vaker en meer hele kleine bloedingen in de hersenen hadden. Deze bloedingen hadden echter geen ernstige gevolgen, omdat er geen verschillen in gezondheid, denken en functioneren werden gevonden met de groep mensen die op een algemene ziekenhuisafdeling lagen. Helaas konden de onderzoekers in het project geen patiënten onderzoeken die een COVID-infectie hadden doorgemaakt, maar daarvoor niet opgenomen waren in het ziekenhuis. Ook deze patiënten kunnen lange termijn klachten ervaren.
Veel deelnemers aan het onderzoek hadden last van denkproblemen en vermoeidheid op de langere termijn. De onderzoekers hebben niet kunnen laten zien dat deze klachten samenhangen met de gemeten denkfuncties of de hersenschade op de MRI-scan. Deze klachten bleven voor langere tijd bestaan. Het is belangrijk om aandacht te besteden aan deze klachten. Ook bij mensen die niet in het ziekenhuis werden opgenomen. Bij de behandeling is het goed om te kijken naar de factoren die een rol spelen. Dit kan bij elke persoon anders zijn. Het kunnen dingen zijn zoals hoe ernstig ziek iemand was, maar ook andere factoren zoals angst of somberheid kunnen van invloed zijn. Dit geldt niet alleen voor de patiënten zelf, maar ook voor hun naasten.