Het leven houdt niet op na een herseninfarct. Als iemand dat weet, dan is het de boomlange dierenarts Peter Bracht wel. Zijn levenslust overwint alles. In deze blogpost vertelt Peter over hoe de inzet van al zijn vrienden en familieleden hem nederig stemt.
Zaterdagmiddag. In de haven van Terschelling. Het is warm. Het is heerlijk. Ik loop met mijn vrienden richting het strand om iets te gaan drinken bij een bekend paviljoen. De jongens, onze zonen, hebben een bal. Zij gaan voetballen in het zand. Heel gaaf om mee te maken en te beleven. Maar toch loop ik te huilen. Ik ben onder de indruk en diep geraakt door wat er zich zojuist allemaal afspeelde bij het aanmeren en het van boord gaan. Frank loopt naast mij en merkt al snel dat er iets is.
Met overslaande stem en nog meer tranen ben ik nog net in staat om uit te brengen hoe mooi ik het vind om te zien hoe iedereen, maar dan ook iedereen, onwijs zijn best doet om mij te helpen bij het bewegen aan boord van de Vliegende Draeck en mij veilig aan wal te krijgen. De schipper was gevraagd om bij het aanmeren rekening te houden met het feit dat er een mindervalide man van ruim 2 meter aan boord was die niet zomaar de kade op springt. Het vergde wat tijd en stuurmanschap waarbij zelfs de havenmeester kwam kijken en de manoeuvres met goedkeuring aanzag. Manoeuvres waarvan de grootste zeilkenner onder ons (coach Arne) diep onder de indruk was.
Na het aanmeren werd de loopplank tevoorschijn gehaald en klaargelegd. Helaas maakte die een hoek van 45 graden en kon ik er niet vanaf lopen. Dus ik ging op de kont aan wal. Zitten, draaien, benen strekken, rechterarm inschakelen en hupsen maar. Bij iedere hups werd ik door 2 vrienden even opgetild bij de oksels en naar de wal begeleid. Ik was van boord en kon gaan lopen. ‘Iedereen doet zo zijn best om mij te helpen,’ kan ik nog net snikkend uitbrengen.
Ik denk dan ook aan de momenten waarop ik even benedendeks wil gaan via de steile trap met bocht en zonder leuning. Altijd staat er iemand bij om mij een steuntje te bieden tot ik op de op een na bovenste tree sta en met mijn rechterhand de rand van het luik kan vasthouden. De rest doe ik zelf en dat gaat goed, al maakt de trap een draai naar rechts. Als ik weer naar boven kom, heb ik een handje nodig om de bovenste trede te bedwingen en de eerste stap op het dek zet. Ik hoef er niet eens om te vragen. Het is gewoon een automatisme. Frank: ’Voor mij is het logisch, want ik heb met je in het veld gestaan. Maar wat is het mooi om te zien hoe onze jongens, de volgende generatie, het gewoon over hebben genomen.’
Ze weten niet beter. Wij hebben meer vader-en-zonen-weekenden gehad met de hersenknetter dan zonder. Ik denk aan 2018 op het strand van Vlissingen toen ik laat op de zondagmiddag per se in zee wilde en iedereen mij hielp. Of hoe ik door 18 vrienden met stoel en al in de boot werd getild. Hoe mijn vrienden van de familie Will van Bill, zoals wij ons voorstelden, aan iedereen die het horen kon tijdens ons avontuur in Zuid-Afrika in de zomer van ‘95 dat wij van die familie waren. Of hoe ze mij van het terras van het strandhuisje van Bart tillen, voordat wij op pad gaan naar de strandpaviljoens en de zee. En Chris en onze kinderen, die altijd in de buurt zijn voor een steuntje.
Het stemt mij nederig. Iedereen moet wel heel erg veel van mij houden. Zoals ik veel houd van mijn familie en vrienden. Jong en oud, oud en nieuw. En dat raakt mij. Wel eens. En dan ben ik niet bang om mijn tranen de vrije loop te laten..