Het leven houdt niet op na een herseninfarct. Als iemand dat weet, dan is het de boomlange dierenarts Peter Bracht wel. Zijn levenslust overwint alles. In deze blogpost vertelt Peter over de keren dat hij op de grond valt, maar toch ook vaak mazzel heeft.
Als je je als halflamme in de maatschappij beweegt en verplaatst is er altijd een valrisico. Mijn fysiotherapeut in het revalidatiecentrum vertelde mij wel eens dat het risico niet heel groot was toentertijd vanwege mijn naar omstandigheden prima reflexen. Had te maken met mijn verleden als basketballer en de harde fysieke duels die ik met grote sterke tegenstanders uitvocht in de bucket en onder de basket.
Toch komt het wel eens voor dat ik val. De ene keer is het zo gebeurd en lig ik één tel op de grond, waarna het spartelen om weer in de benen te komen snel aanvangt. Meestal met behulp van andere mensen. Soms in mijn uppie. Als ik ga fietsen is het stapje voor stapje manoeuvreren tussen de voorwielen voor ik zit. Ging laatst fout toen ik na het verlaten van de sporthal bij het gemanoeuvreer een wiel raakte met een voet en ik in twee tellen vloekend naast de trike lag. Ik was alleen en dus op mijzelf aangewezen, maar zat toch binnen een minuut op de fiets om de pijn in de heup verbijtend te vertrekken.
Soms duurt het vallen wat langer en dat is dan een hele vreemde gewaarwording, omdat de reflexen vanwege de omstandigheden even wegblijven en mij in de steek laten. Zoals gisteren in de trein. De intercitytreinen zijn vaak dubbeldekkers. Dus ik moet even een trapje op of af voor ik mijn plekje kan opzoeken tussen de andere reizigers. Hier heb ik altijd even tijd voor nodig. Daarom kom ik bij binnenrijden van de bestemming wat eerder in beweging. Gisteren ook. Bij Amsterdam Bijlmer Arena. Ik had een afspraak in het AMC waar ik deelneem aan een wetenschappelijk onderzoek naar de oorzaak van mijn hersenknetter.
Als halflamme je bewegen in een afremmende trein is eigenlijk vragen om problemen. Laat staan traplopen. Ik stond met mijn linker al op de eerste trede. Met in mijn hand mijn tas met daarin een heerlijk boek had ik de leuning vast. En daar ging ik. Het vallen leek lang te duren en ik viel op de linkerzij, waarna ik dreigde door te rollen over mijn rug richting de rechterkant. Als een kever op zijn rug. Omdat de val even duurde, had de dame die achter mij liep de tijd om in te grijpen en dat deed ze zeer adequaat. Door mijn rechterarm te pakken en tegen te houden, kon zij voorkomen dat ik bij het doorrollen met mijn kop tegen de zijkant zou knallen. Met haar hulp was ik binnen enkele ogenblikken met de schrik in mijn lijf en de adrenaline gierend door de vaten weer in de benen en op weg naar de uitgang en het perron waar mijn aansluiting snel zou komen.
Die twee keer dat ik de afgelopen jaren kapseisde met de ligfiets, leken ook een eeuwigheid te duren. Net als die keer dat ik in een spreekkamer in het Evidensia Dierenziekenhuis van de zadelkruk op wielen (hoe stom kan je zijn) wanhopig in het luchtledige grijpend met de rechtervoorpoot, leek de kruk naar rechts onder mij vandaan te rijden, waarbij ik hard op de linkerkant viel. Mijn hoofd kwam niet zachtzinnig in aanraking met het raam en mijn heup en schouder met de vensterbank. Een paar flinke hematomen (acetylsalicylzuur doet wat ‘ie belooft) kon ik weken niet lekker slapen op mijn linkerzij.
Ik heb geluk dat mijn heup en schouder nog niet gebroken zijn en dat de schade iedere keer beperkt blijft tot blauwe plekken. Dat ik de heftige hersenknetter, in juni alweer 7 jaar geleden, overleefde, beschouw ik dan ook maar als een gevalletje van dikke mazzel. De komende dagen loop ik even wat mank, omdat ik mijn voet gekneusd heb gisteren. Had erger gekund. Wat een mazzel weer.