Het leven houdt niet op na een herseninfarct. Als iemand dat weet, dan is het de boomlange dierenarts Peter Bracht wel. Zijn levenslust overwint alles. Dit is deel 3 van Hersenknetter. Over troostmuziek.
Door Peter Bracht, geschreven op 20 juni 2020, fotografie: Toon Bracht
Toen ik die bewuste nacht op de stroke-unit van het ziekenhuis terecht kwam, dacht ik: wegwezen hier. Het eerste dat ik deed, was het bedhek van het bed naar beneden klikken.
Thuis en uithuizig hebben we natuurlijk een familie-account van Spotify. Daar staat een playlist op die ‘liedjes papa’ heet, een bonte mix van rock, dance en folk met een vleugje Nederlandstalig. Je zou die playlist een afspiegeling van mijn leven en de ontwikkeling van mijn muzieksmaak van de afgelopen 30 jaar kunnen noemen. Doe Maar, Queen en Springsteen deelden de lakens uit in de 80’s, aangevuld met Stone Roses, Happy Mondays en The Farm en EMF als typische begin jaren 90 bands; een mooie voortzetting uit de tijd dat ik voor het eerst ging stappen in Zoetermeer (in De Boerderij, die nog steeds in full swing zou zijn als we geen Corona hadden). Tijdens mijn studie kwamen daar techno en dance bij. En omdat ik toch een hang naar rock bleef houden, ook The Counting Crowes, The Rod Hot Chili Peppers, Pearl Jam, Coldplay, Pulp en Metallica. Dus toen ik na een hersenknetter gestrekt kwam te liggen, pakte ik mijn telefoon, deed mijn oortjes in en ging ik op reis.
Van Kooten & De Bie
Zelfs als ik nu de muziek van bovenstaande acts beluister, waan ik mij weer in het revalidatiecentrum. Overigens kan ik ook een playlist ‘mijn dr. Vlimmen periode’ aanmaken met muziek, die ik beluisterde in de auto toen ik nog als veearts door de Haarlemmermeer scheurde in mijn eerste Volvootje. Maar even terug naar het hoofdstukje troostmuziek. Bij hersenletsel hoort ook vermoeidheid en vaak lag ik ‘s middags op bed. In eerste instantie waren het Van Kooten en De Bie die mij in het ziekenhuis er doorheen sleepten. Toen ik in het ziekenhuis lag en later aan het revalideren was, kwam ik altijd weer terug op dat tweetal, want door de vele Haagse sketches ga je vanzelf meer van Den Haag en het Haags houden. Ik heb wat naar die stad liggen staren vanaf mijn bed op de afdeling neurologie op de 8e verdieping van het Westeinde. Harry Jekkers had gelijk: er ligt iets heel moois achter de duinen.
Apocalypse Now
Maar Koot & Bie waren dan ook de enige niet-muzikale uitstapjes die ik maakte. Uit kamer 38 kwam altijd muziek. Ik had ook een speciaal tandenpoets-lijstje met o.a. Bob Marley, The Killers en Zygo. Vlak voor de knetter had ik de film Apocalypse Now op tv gezien met een soundtrack waar ik zwaar van onder de indruk was. Het duurde na de knetter niet lang voordat ik mijn lief vroeg om die soundtrack aan onze bieb toe te voegen. De opbouw vond ik zeer toepasselijk. Eerst donkere muziek met een minder blijde boodschap die vanaf Mrs. Robinson van Simon & Garfunkel plaats maakt voor meer positiviteit. Dat gaf de burger moed, ook omdat ik de eerste dagen in het ziekenhuis al verbetering liet zien. Met Kerst 2017 kreeg ik van mijn ouders een gesigneerd boek van Mart Smeets, getiteld Mijn Amerika, waarin hij lovend over The Grateful Dead en The Band schrijft, dus die muziek vrat ik ook. Blijft over de douchemuziek.
Antilliaanse roots
De eerste tijd thuis douchte ik zittend op een plank die op de badkuip lag en altijd onder toeziend oog van iemand van de thuiszorg, die mij ook hielp met aankleden en het aan doen van mijn orthese. De Britse singer/songwriter George Ezra en de Amerikaanse band Cake waren daar altijd bij. Tegenwoordig douche ik staand, waarbij ik af en toe mijn rechterhand uitsteek waar de thuiszorgmedewerker, een bijzonder aardige Hagenees met Antilliaanse roots, dan wat douchegel op doet zodat ik mezelf met die hand kan wassen. Afdrogen en aankleden doe ik nu zelf. We draaien ook blues. Buddy Guy was eerst onze muzikale begeleider en die heeft via Tupac ( als basketballer houd je van hiphop, de muziek waar je het lekkerst op warmloopt voor een wedstrijd) plaatsgemaakt voor het fantastische blues album van de Stones uit 2016, Blue & Lonesome. Wat een rijkdom.
Als je in de shit zit
Over rijkdom gesproken; als de afspeellijst helemaal beluisterd is en je bent intussen vredig in slaap gevallen, dan komen er daarna nummers voorbij die je zelf nooit uitgezocht zou hebben. Zo werd ik ooit een keer op een middag bij Sophia Revalidatie wakker met Don’t Give Up On Me van Solomon Burke. Toepasselijke tekst als je in de shit zit. Tegenwoordig luister ik nog regelmatig naar Solomons muziek. Gelukkig was al enigszins wegwijs gemaakt in de soul en jazz door Pim, mijn dierbare huisgenoot uit mijn studietijd, die saxofoon studeerde op het conservatorium en een keer mocht spelen op het NSJ, toen nog in het Congrescentrum in Den Haag. How Can You Mend A Broken Heart van Al Green is het liedje van mij en mijn meissie; gejat van de verfilming van Nick Hornsby’s High Fidelity. Goed gejat dus.
Toen ik die bewuste nacht op de stroke-unit van het ziekenhuis terecht kwam, dacht ik: wegwezen hier. Het eerste dat ik deed, was het bedhek van het bed naar beneden klikken. Tot wanhoop van de verpleging zou ik dat de weken daarna nog vaak doen. ‘Mijnheer Bracht, waar bent u mee bezig?’ De laatste nacht in het Westeinde ben ik na het wegklappen van het hek uit bed gegleden. Gelukkig heel geleidelijk maar de toon was gezet voor de nachtzuster. De ultieme hersenknettersong is dan ook Hotel California van The Eagles.
You can check out any time you like, but you can never leave.
Luister hier naar de playlist van Peter.
Lees ook: Hersenknetter deel 1: Rammen op de fiets.