Ze start haar ‘inservice’ beroepsscholing in 1973 op de Voorburgse verpleegstersopleiding Vronestein. Vier jaar later doet ze eindexamen. Josjes voorkeur gaat uit naar een combinatie van theorie en praktijk; zeven jaar is ze docent verpleegkunde en praktijkbegeleidster in het Haagse Westeinde ziekenhuis. Haar leerzame praktijkvoorbeelden spreken aan, want hoewel modellen goed kunnen zijn, kan de praktijk toch anders uitpakken.
Daarna werkt Josje twaalfeneenhalf jaar in de Voorburgse Sonneruyter, een woonzorgcentrum met een gesloten afdeling, waar ze met een collega in de avonddienst 30 bewoners onder haar hoede heeft. Ze werkte er eerst als verpleegkundige en daarna vijf jaar als opleidingscoördinator, maar wat was voor haar een te solistische functie.
Het rondbrengen van de maaltijden en het eten geven aan de bewoners is tijdrovend. Graag geeft Josje hen, wiens situatie toch jarenlang hetzelfde kan blijven en van wie velen eenzaam zijn, extra aandacht. Bijvoorbeeld door gefrituurde snacks te serveren in het weekend. Maar haar snacks en de rijsthapjes en de inkopen van de markt door haar collega, worden helaas niet door de steeds wisselende directie gewaardeerd.
Praktijkmens
Na verloop van tijd ervaart ze als praktijkmens dat het bijhouden van de zorgdossiers, het knellender protocol en het personeelstekort het werk belastender maken. Op haar vijftigste denkt ze: ‘Ik kan nog switchen van baan!’ en dan blijkt er bij het Voorburgse hospice Het Vliethuys een vacature. Spoedig wordt Josje via zorgaanbieder Florence als verpleegkundige gedetacheerd voor 24 uur voor alle soorten diensten.
Het hospice blijkt een uitdagende werkomgeving te zijn: meer reuring dan in de Sonneruyter, sprankelend en met positief complexe zorg. Bovendien een plek waar ze zichzelf kan zijn. Een collega van het woonzorgcentrum wordt ook daar een collega. De lichamelijke, geestelijke en sociale zorg aan de maximaal acht bewoners gaat haar goed af. Josje geniet van hun levensverhalen, de vaak humoristische gesprekken en ze bewondert de houding van de bewoners in hun omgang met de naderende dood. Ook het begrip ’tijd’ wordt anders ervaren dan voorheen.
Leerschool
Tien jaar lang is het hospice haar grootste leerschool in omgangskunde. Het herbergt een spinnenweb aan personen met hun soorten aan kennis, meningen en gedachten. Leerzaam is het samenwerken met collega’s en de coördinatoren, die niet haar leidinggevenden zijn, maar waar Josje wel veel mee samenwerkt. Er komt een diversiteit aan familie en bezoekers. Ze heeft veel contact met de vele vrijwilligers, ook door de cursus Zorg aan Bed die zij geeft. De huisartsen hebben allen hun verschillende aanpak; tegenwoordig ziet de jongere lichting de deskundigheid van de verpleegkundigen. Josje leert bij door de palliatieve zorgmodulen, verdiept haar kennis over ziektebeelden, symptomen en het omgaan met ziekte en sterven.
Elastiekje
Juli 2014: viermaal in een periode van zes weken lijkt het alsof er ‘een elastiekje in haar hoofd wordt afgeschoten’. Ze is misselijk, duizelig en kan dan enkele minuten met haar linkeroog niet meer zien. De vijfde maal dat haar dat gevoel overkomt, is Josje met een vriendin in een dameskledingzaak. Ze zakt zomaar door haar knieën en pas als ze weer aan tafel zit, komt haar zicht terug. De ene klant oppert een netvliesloslating, de ander noemt het woord ‘TIA’, maar als verpleegkundige herkent ze deze TIA’s niet. De huisarts constateert een zeer hoge bloeddruk, ziet haar zwalkende gang en concludeert: ‘amaurosis fugax’, een tijdelijke blindheid door een verstoorde bloedtoevoer naar het oog. Na diverse onderzoeken op de Westeinder TIA-poli luidt de diagnose: een hooggradige en niet operabele stenose, oftewel een halsslagaderafsluiting van ongeveer 95%. Ze zal opgenomen worden op de Stroke-afdeling, ontstollingsmedicijnen krijgen en aan de bewaking gaan. Een vaatchirurg, opgeleid in het Erasmusziekenhuis en werkzaam in Medisch Centrum Haaglanden, adviseert een operatie, maar bespreekt ook de mogelijke complicaties: een infarct, een nabloeding of een Josje van Hemmen Interview met Ik wil kijken naar de toekomst hersenletsel magazine winter 2016 41 tijdelijke verlamming van slik- en stembanden. Haar vertrouwen in de artsen en het gevaar van een recidive (herhaling) of infarct doen haar besluiten te kiezen voor deze hoogrisico-operatie, welke zal worden uitgevoerd door een groot team. In afwachting daarvan wil ze graag naar huis om de ziekenhuisomgeving achter zich te laten. Thuis wil Josje alleen zijn en geen contact hebben met de ingelichte familie, vrienden en bekenden. Ze is enorm bang voor de operatiegevolgen en zegt achteraf: ‘Ik had een kalmerend middel moeten hebben!’
De operatie ging voorspoedig en eenmaal bijgekomen op de intensive care vraagt ze naar haar overleden moeder. Dan realiseert Josje zich dat zijzelf nog in leven is en dat haar lichaam tot haar opluchting nog functioneert. Ze kan zien, spreken, bewegen! Bang om de controle te verliezen blijft ze lang wakker. Na een verblijf van 24 uur op de intensive care krijgt ze een eenpersoonskamer op de verpleegafdeling. Heel plezierig zijn dan de bekenden in het ziekenhuis! Tegen de wil van echtgenoot Pim komt ze na drie dagen weer thuis, want ze vindt dat ze voor zichzelf kan zorgen. Ze is voorzien van medicijnen en heeft vertrouwen in haar herstel.
Weer werken
Twee weken na de operatie brengt het echtpaar een paar dagen in Friesland door en daarna gaat ze, gedreven als altijd, weer aan het werk. Vanaf maart 2015 is zij weer zo goed als volledig aan het werk. Uit een klein neuropsychologisch onderzoek, dat in ziekenhuis Antoniushove in Leidschendam wordt uitgevoerd, blijkt dat de TIA’s restverschijnselen hebben opgeleverd: ze heeft een lichte aandachts- en concentratiestoornis, heeft moeite om nieuwe informatie op te slaan en ze is hoog prikkelgevoelig. Ze spreekt af om voorlopig geen avonddiensten meer te doen. Wel werkt ze regelmatig meer dan haar contracturen. Nu zegt ze dat ze in die periode uitblonk in façadegedrag. Ze houdt zich voor dat het goed gaat, dat ze wil zijn wie ze voordien was. Alleen haar oudste dochter Nienke en een collega zien in de loop van de tijd dat het niet zo goed gaat. Eind 2015 wordt ze uitgebreid getest door een neuropsycholoog. Ook hij constateert een aantasting van aandacht en concentratie, plus mentale traagheid. Ook blijft het moeilijk om nieuwe informatie op te slaan. Wel wordt door de neuropsycholoog geadviseerd haar onder voorwaarden in het hospice te laten werken. Zij functioneert daar immers goed en kent het werk. Bovendien is er bij Florence in 2014 een reorganisatie doorgevoerd. Teams werden zelfsturend en de functie van zorgmanager verdween, waardoor persoonlijke begeleiding niet gestructureerd plaatsvindt.
‘Ik had een kalmerend middel moeten krijgen’
In de lente van 2016 krijgt ze echter steeds meer last van een drukgevoel en pijn links in haar hoofd, ze ervaart weer veel onrust, haar bloeddruk is zeer hoog. Met weer een medicatieverdubbeling wordt de bloeddruk verlaagd. Maar de keuringsarts van het UWV concludeert na bestudering van alle rapporten, een gesprek en een onderzoek, dat Josje geen zelfinzicht heeft, over haar grenzen heengaat en slecht bezig is met haar gezondheid. Zij en de arbeidsdeskundige achten haar voor 55% arbeidsongeschikt. Door de hectische werkomgeving zal ze niet meer geschikt zijn voor haar werk in het hospice en zou ze nog maar vier uur per dag mogen werken.
Het verlies van haar baan is een groot verdriet, maar ze realiseert zich dat ze door het oog van de naald is gekropen. Ze is dankbaar voor het goede resultaat van de operatie en voor alle ondervonden aandacht. Nu moet Josje leren om afstand te nemen van het hospice, van haar collega’s en de vrijwilligers. Ze zegt tot besluit: ‘Ik wil kijken naar de toekomst, hoewel die op dit moment heel onzeker voelt!’